| Chapter 3 |
|
My brethren, be not many masters, knowing that we shall receive the greater condemnation. |
| Zijt niet vele meesters, mijn broeders, wetende, dat wij te meerder oordeel zullen ontvangen.
|
|
For in many things we offend all. If any man offend not in word, the same is a perfect man, and able also to bridle the whole body. |
| Want wij struikelen allen in vele. Indien iemand in woorden niet struikelt, die is een volmaakt man, machtig om ook het gehele lichaam in den toom te houden.
|
|
Behold, we put bits in the horses' mouths, that they may obey us; and we turn about their whole body. |
| Ziet, wij leggen den paarden tomen in de monden, opdat zij ons zouden gehoorzamen, en wij leiden daarmede hun gehele lichaam om;
|
|
Behold also the ships, which though they be so great, and are driven of fierce winds, yet are they turned about with a very small helm, whithersoever the governor listeth. |
| Ziet ook de schepen, hoewel zij zo groot zijn, en van harde winden gedreven, zij worden omgewend van een zeer klein roer, waarhenen ook de begeerte desstuurders wil.
|
|
Even so the tongue is a little member, and boasteth great things. Behold, how great a matter a little fire kindleth! |
| Alzo is ook de tong een klein lid, en roemt nochtans grote dingen. Ziet, een klein vuur, hoe groten hoop houts het aansteekt.
|
|
And the tongue is a fire, a world of iniquity: so is the tongue among our members, that it defileth the whole body, and setteth on fire the course of nature; and it is set on fire of hell. |
| De tong is ook een vuur, een wereld der ongerechtigheid; alzo is de tong onder onze leden gesteld, welke het gehele lichaam besmet, en ontsteekt het rad onzergeboorte, en wordt ontstoken van de hel.
|
|
For every kind of beasts, and of birds, and of serpents, and of things in the sea, is tamed, and hath been tamed of mankind: |
| Want alle natuur, beide der wilde dieren en der vogelen, beide der kruipende en der zeedieren, wordt getemd en is getemd geweest van de menselijke natuur.
|
|
But the tongue can no man tame; it is an unruly evil, full of deadly poison. |
| Maar de tong kan geen mens temmen; zij is een onbedwingelijk kwaad, vol van dodelijk venijn.
|
|
Therewith bless we God, even the Father; and therewith curse we men, which are made after the similitude of God. |
| Door haar loven wij God en den Vader, en door haar vervloeken wij de mensen, die naar de gelijkenis van God gemaakt zijn.
|
|
Out of the same mouth proceedeth blessing and cursing. My brethren, these things ought not so to be. |
| Uit denzelfden mond komt voort zegening en vervloeking. Dit moet, mijn broeders, alzo niet geschieden.
|
|
Doth a fountain send forth at the same place sweet water and bitter? |
| Welt ook een fontein uit een zelfde ader het zoet en het bitter?
|
|
Can the fig tree, my brethren, bear olive berries? either a vine, figs? so can no fountain both yield salt water and fresh. |
| Kan ook, mijn broeders, een vijgeboom olijven voortbrengen, of een wijnstok vijgen? Alzo kan geen fontein zout en zoet water voortbrengen.
|
|
Who is a wise man and endued with knowledge among you? let him shew out of a good conversation his works with meekness of wisdom. |
| Wie is wijs en verstandig onder u? die bewijze uit zijn goeden wandel zijn werken in zachtmoedige wijsheid.
|
|
But if ye have bitter envying and strife in your hearts, glory not, and lie not against the truth. |
| Maar indien gij bitteren nijd en twistgierigheid hebt in uw hart, zo roemt en liegt niet tegen de waarheid.
|
|
This wisdom descendeth not from above, but is earthly, sensual, devilish. |
| Deze is de wijsheid niet, die van boven afkomt, maar is aards, natuurlijk, duivels.
|
|
For where envying and strife is, there is confusion and every evil work. |
| Want waar nijd en twistgierigheid is, aldaar is verwarring en alle boze handel.
|
|
But the wisdom that is from above is first pure, then peaceable, gentle, and easy to be intreated, full of mercy and good fruits, without partiality, and without hypocrisy. |
| Maar de wijsheid, die van boven is, die is ten eerste zuiver, daarna vreedzaam, bescheiden, gezeggelijk, vol van barmhartigheid en van goede vruchten, niet partijdigoordelende, en ongeveinsd.
|
|
And the fruit of righteousness is sown in peace of them that make peace. |
| En de vrucht der rechtvaardigheid wordt in vrede gezaaid voor degenen, die vrede maken.
|