| Chapter 6 |
|
Dare any of you, having a matter against another, go to law before the unjust, and not before the saints? |
| Durft iemand van ulieden, die een zaak heeft tegen een ander, te recht gaan voor de onrechtvaardigen, en niet voor de heiligen?
|
|
Do ye not know that the saints shall judge the world? and if the world shall be judged by you, are ye unworthy to judge the smallest matters? |
| Weet gij niet, dat de heiligen de wereld oordelen zullen? En indien door u de wereld geoordeeld wordt, zijt gij onwaardig de minste gerechtzaken?
|
|
Know ye not that we shall judge angels? how much more things that pertain to this life? |
| Weet gij niet, dat wij de engelen oordelen zullen? Hoeveel te meer de zaken, die dit leven aangaan?
|
|
If then ye have judgments of things pertaining to this life, set them to judge who are least esteemed in the church. |
| Zo gij dan gerechtzaken hebt, die dit leven aangaan, zet die daarover, die in de Gemeente minst geacht zijn.
|
|
I speak to your shame. Is it so, that there is not a wise man among you? no, not one that shall be able to judge between his brethren? |
| Ik zeg u dit tot schaamte. Is er dan alzo onder u geen, die wijs is, ook niet een, die zou kunnen oordelen tussen zijn broeders?
|
|
But brother goeth to law with brother, and that before the unbelievers. |
| Maar de ene broeder gaat met den anderen broeder te recht, en dat voor ongelovigen.
|
|
Now therefore there is utterly a fault among you, because ye go to law one with another. Why do ye not rather take wrong? why do ye not rather suffer yourselves to be defrauded? |
| Zo is er dan nu ganselijk gebrek onder u, dat gij met elkander rechtzaken hebt. Waarom lijdt gij niet liever ongelijk? Waarom lijdt gij niet liever schade?
|
|
Nay, ye do wrong, and defraud, and that your brethren. |
| Maar gijlieden doet ongelijk, en doet schade, en dat den broederen.
|
|
Know ye not that the unrighteous shall not inherit the kingdom of God? Be not deceived: neither fornicators, nor idolaters, nor adulterers, nor effeminate, nor abusers of themselves with mankind, |
| Of weet gij niet, dat de onrechtvaardigen het Koninkrijk Gods niet zullen beerven?
|
|
Nor thieves, nor covetous, nor drunkards, nor revilers, nor extortioners, shall inherit the kingdom of God. |
| Dwaalt niet; noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, nochdronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beerven.
|
|
And such were some of you: but ye are washed, but ye are sanctified, but ye are justified in the name of the Lord Jesus, and by the Spirit of our God. |
| En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in den Naam van den Heere Jezus, en door den Geestonzes Gods;
|
|
All things are lawful unto me, but all things are not expedient: all things are lawful for me, but I will not be brought under the power of any. |
| Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen zijn niet oorbaar; alle dingen zijn mij geoorloofd, maar ik zal onder de macht van geen mij laten brengen.
|
|
Meats for the belly, and the belly for meats: but God shall destroy both it and them. Now the body is not for fornication, but for the Lord; and the Lord for the body. |
| De spijzen zijn voor de buik, en de buik is voor de spijzen; maar God zal beide dezen en die te niet doen. Doch het lichaam is niet voor de hoererij, maar voor denHeere en de Heere voor het lichaam.
|
|
And God hath both raised up the Lord, and will also raise up us by his own power. |
| En God heeft ook den Heere opgewekt, en zal ons opwekken door Zijn kracht.
|
|
Know ye not that your bodies are the members of Christ? shall I then take the members of Christ, and make them the members of an harlot? God forbid. |
| Weet gij niet, dat uw lichamen leden van Christus zijn? Zal ik dan de leden van Christus nemen, en maken ze leden ener hoer? Dat zij verre.
|
|
What? know ye not that he which is joined to an harlot is one body? for two, saith he, shall be one flesh. |
| Of weet gij niet, dat die de hoer aanhangt, een lichaam met haar is? Want die twee, zegt Hij, zullen tot een vlees wezen.
|
|
But he that is joined unto the Lord is one spirit. |
| Maar die den Heere aanhangt, is een geest met Hem.
|
|
Flee fornication. Every sin that a man doeth is without the body; but he that committeth fornication sinneth against his own body. |
| Vliedt de hoererij. Alle zonde, die de mens doet, is buiten het lichaam, maar die hoererij bedrijft, zondigt tegen zijn eigen lichaam.
|
|
What? know ye not that your body is the temple of the Holy Ghost which is in you, which ye have of God, and ye are not your own? |
| Of weet gij niet, dat ulieder lichaam een tempel is van den Heiligen Geest, Die in u is, Dien gij van God hebt, en dat gij uws zelfs niet zijt?
|
|
For ye are bought with a price: therefore glorify God in your body, and in your spirit, which are God's. |
| Want gij zijt duur gekocht: zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest, welke Godes zijn. 1 Korinthiërs 7
|