King James Bible - Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

1st John 1
1 Johannes 1     

The First Epistle General of John
1 Johannes

Return to Index
Index

Chapter 2

My little children, these things write I unto you, that ye sin not. And if any man sin, we have an advocate with the Father, Jesus Christ the righteous:

 

Mijn kinderkens, ik schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt. En indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij den Vader, Jezus Christus, denRechtvaardige;

And he is the propitiation for our sins: and not for ours only, but also for the sins of the whole world.

 

En Hij is een verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden der gehele wereld.

And hereby we do know that we know him, if we keep his commandments.

 

En hieraan kennen wij, dat wij Hem gekend hebben, zo wij Zijn geboden bewaren.

He that saith, I know him, and keepeth not his commandments, is a liar, and the truth is not in him.

 

Die daar zegt: Ik ken Hem, en Zijn geboden niet bewaart, die is een leugenaar, en in dien is de waarheid niet;

But whoso keepeth his word, in him verily is the love of God perfected: hereby know we that we are in him.

 

Maar zo wie Zijn Woord bewaart, in dien is waarlijk de liefde Gods volmaakt geworden; hieraan kennen wij, dat wij in Hem zijn.

He that saith he abideth in him ought himself also so to walk, even as he walked.

 

Die zegt, dat hij in Hem blijft, die moet ook zelf alzo wandelen, gelijk Hij gewandeld heeft.

Brethren, I write no new commandment unto you, but an old commandment which ye had from the beginning. The old commandment is the word which ye have heard from the beginning.

 

Broeders! Ik schrijf u geen nieuw gebod, maar een oud gebod, dat gij van den beginne gehad hebt; dit oud gebod is het woord, dat gij van den beginne gehoord hebt.

Again, a new commandment I write unto you, which thing is true in him and in you: because the darkness is past, and the true light now shineth.

 

Wederom schrijf ik u een nieuw gebod: hetgeen waarachtig is in Hem, zij ook in u waarachtig; want de duisternis gaat voorbij, en het waarachtige licht schijnt nu.

He that saith he is in the light, and hateth his brother, is in darkness even until now.

 

Die zegt, dat hij in het licht is, en zijn broeder haat, die is in de duisternis tot nog toe.

He that loveth his brother abideth in the light, and there is none occasion of stumbling in him.

 

Die zijn broeder liefheeft, blijft in het licht, en geen ergernis is in hem.

But he that hateth his brother is in darkness, and walketh in darkness, and knoweth not whither he goeth, because that darkness hath blinded his eyes.

 

Maar die zijn broeder haat, is in de duisternis, en wandelt in de duisternis, en weet niet, waar hij henengaat; want de duisternis heeft zijn ogen verblind.

I write unto you, little children, because your sins are forgiven you for his name's sake.

 

Ik schrijf u, kinderkens, want de zonden zijn u vergeven om Zijns Naams wil.

I write unto you, fathers, because ye have known him that is from the beginning. I write unto you, young men, because ye have overcome the wicked one. I write unto you, little children, because ye have known the Father.

 

Ik schrijf u, vaders! want gij hebt Hem gekend, Die van den beginne is. Ik schrijf u, jongelingen, want gij hebt den boze overwonnen. Ik schrijf u, kinderen, want gijhebt den Vader gekend.

I have written unto you, fathers, because ye have known him that is from the beginning. I have written unto you, young men, because ye are strong, and the word of God abideth in you, and ye have overcome the wicked one.

 

Ik heb u geschreven, vaders, want gij hebt Hem gekend, Die van den beginne is. Ik heb u geschreven, jongelingen, want gij zijt sterk, en het Woord Gods blijft in u,en gij hebt den boze overwonnen.

Love not the world, neither the things that are in the world. If any man love the world, the love of the Father is not in him.

 

Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is; zo iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem.

For all that is in the world, the lust of the flesh, and the lust of the eyes, and the pride of life, is not of the Father, but is of the world.

 

Want al wat in de wereld is, namelijk de begeerlijkheid des vleses, en de begeerlijkheid der ogen, en de grootsheid des levens, is niet uit den Vader, maar is uit dewereld.

And the world passeth away, and the lust thereof: but he that doeth the will of God abideth for ever.

 

En de wereld gaat voorbij, en haar begeerlijkheid; maar die den wil van God doet, blijft in der eeuwigheid.

Little children, it is the last time: and as ye have heard that antichrist shall come, even now are there many antichrists; whereby we know that it is the last time.

 

Kinderkens, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat de antichrist komt, zo zijn ook nu vele antichristen geworden; waaruit wij kennen, dat het de laatsteure is.

They went out from us, but they were not of us; for if they had been of us, they would no doubt have continued with us: but they went out, that they might be made manifest that they were not all of us.

 

Zij zijn uit ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet; want indien zij uit ons geweest waren, zo zouden zij met ons gebleven zijn; maar dit is geschied, opdat zijzouden openbaar worden, dat zij niet allen uit ons zijn.

But ye have an unction from the Holy One, and ye know all things.

 

Doch gij hebt de zalving van den Heilige, en gij weet alle dingen.

I have not written unto you because ye know not the truth, but because ye know it, and that no lie is of the truth.

 

Ik heb u niet geschreven, omdat gij de waarheid niet weet, maar omdat gij die weet, en omdat geen leugen uit de waarheid is.

Who is a liar but he that denieth that Jesus is the Christ? He is antichrist, that denieth the Father and the Son.

 

Wie is de leugenaar, dan die loochent, dat Jezus is de Christus? Deze is de antichrist, die den Vader en den Zoon loochent.

Whosoever denieth the Son, the same hath not the Father: (but) he that acknowledgeth the Son hath the Father also.

 

Een iegelijk, die den Zoon loochent, heeft ook den Vader niet.

Let that therefore abide in you, which ye have heard from the beginning. If that which ye have heard from the beginning shall remain in you, ye also shall continue in the Son, and in the Father.

 

Hetgeen gijlieden dan van den beginne gehoord hebt, dat blijve in u. Indien in u blijft, wat gij van den beginne gehoord hebt, zo zult gij ook in den Zoon en in denVader blijven.

And this is the promise that he hath promised us, even eternal life.

 

En dit is de belofte, die Hij ons beloofd heeft, namelijk het eeuwige leven.

These things have I written unto you concerning them that seduce you.

 

Dit heb ik u geschreven van degenen, die u verleiden.

But the anointing which ye have received of him abideth in you, and ye need not that any man teach you: but as the same anointing teacheth you of all things, and is truth, and is no lie, and even as it hath taught you, ye shall abide in him.

 

En de zalving, die gijlieden van Hem ontvangen hebt, blijft in u, en gij hebt niet van node, dat iemand u lere; maar gelijk dezelfde zalving u leert van alle dingen, zo iszij ook waarachtig, en is geen leugen; en gelijk zij u geleerd heeft, zo zult gij in Hem blijven.

And now, little children, abide in him; that, when he shall appear, we may have confidence, and not be ashamed before him at his coming.

 

En nu, kinderkens, blijft in Hem; opdat, wanneer Hij zal geopenbaard zijn, wij vrijmoedigheid hebben, en wij van Hem niet beschaamd gemaakt worden in Zijntoekomst.

If ye know that he is righteous, ye know that every one that doeth righteousness is born of him.

 

Indien gij weet, dat Hij rechtvaardig is, zo weet gij, dat een iegelijk, die de rechtvaardigheid doet, uit Hem geboren is. 1 Johannes 3

1st John 3 - 1 Johannes 3

 

 

 

SpeakingBible Software © 2001-2004 by johnhurt.com