King James Bible - Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Hebrews 2
Hebreeën 2     

The Epistle to the Hebrews
Hebreeën

Return to Index
Index

Chapter 3

Wherefore, holy brethren, partakers of the heavenly calling, consider the Apostle and High Priest of our profession, Christ Jesus;

 

Hierom, heilige broeders, die der hemelse roeping deelachtig zijt, aanmerkt den Apostel en Hogepriester onzer belijdenis, Christus Jezus;

Who was faithful to him that appointed him, as also Moses was faithful in all his house.

 

Die getrouw is Dengene, Die Hem gesteld heeft, gelijk ook Mozes in geheel zijn huis was.

For this man was counted worthy of more glory than Moses, inasmuch as he who hath builded the house hath more honour than the house.

 

Want Deze is zoveel meerder heerlijkheid waardig geacht dan Mozes, als degene, die het huis gebouwd heeft, meerder eer heeft, dan het huis.

For every house is builded by some man; but he that built all things is God.

 

Want een ieder huis wordt van iemand gebouwd; maar Die dit alles gebouwd heeft, is God.

And Moses verily was faithful in all his house, as a servant, for a testimony of those things which were to be spoken after;

 

En Mozes is wel getrouw geweest in geheel zijn huis, als een dienaar, tot getuiging der dingen, die daarna gesproken zouden worden;

But Christ as a son over his own house; whose house are we, if we hold fast the confidence and the rejoicing of the hope firm unto the end.

 

Maar Christus, als de Zoon over Zijn eigen huis; Wiens huis wij zijn, indien wij maar de vrijmoedigheid en de roem der hoop tot het einde toe vast behouden.

Wherefore (as the Holy Ghost saith, To day if ye will hear his voice,

 

Daarom, gelijk de Heilige Geest zegt: Heden, indien gij Zijn stem hoort,

Harden not your hearts, as in the provocation, in the day of temptation in the wilderness:

 

Zo verhardt uw harten niet, gelijk het geschied is in de verbittering, ten dage der verzoeking, in de woestijn;

When your fathers tempted me, proved me, and saw my works forty years.

 

Alwaar Mij uw vaders verzocht hebben; zij hebben Mij beproefd, en hebben Mijn werken gezien, veertig jaren lang.

Wherefore I was grieved with that generation, and said, They do alway err in their heart; and they have not known my ways.

 

Daarom was Ik vertoornd over dat geslacht, en sprak: Altijd dwalen zij met het hart, en zij hebben Mijn wegen niet gekend.

So I sware in my wrath, They shall not enter into my rest.)

 

Zo heb Ik dan gezworen in Mijn toorn; Indien zij in Mijn rust zullen ingaan!

Take heed, brethren, lest there be in any of you an evil heart of unbelief, in departing from the living God.

 

Ziet toe, broeders, dat niet te eniger tijd in iemand van u zij een boos, ongelovig hart, om af te wijken van den levenden God;

But exhort one another daily, while it is called To day; lest any of you be hardened through the deceitfulness of sin.

 

Maar vermaant elkander te allen dage, zolang als het heden genaamd wordt, opdat niet iemand uit u verhard worde door de verleiding der zonde.

For we are made partakers of Christ, if we hold the beginning of our confidence stedfast unto the end;

 

Want wij zijn Christus deelachtig geworden, zo wij anders het beginsel van dezen vasten grond tot het einde toe vast behouden;

While it is said, To day if ye will hear his voice, harden not your hearts, as in the provocation.

 

Terwijl er gezegd wordt: Heden, indien gij Zijn stem hoort, zo verhardt uw harten niet, gelijk in de verbittering geschied is.

For some, when they had heard, did provoke: howbeit not all that came out of Egypt by Moses.

 

Want sommigen, als zij die gehoord hadden, hebben Hem verbitterd, doch niet allen, die uit Egypte door Mozes uitgegaan zijn.

But with whom was he grieved forty years? was it not with them that had sinned, whose carcases fell in the wilderness?

 

Over welke nu is Hij vertoornd geweest veertig jaren? Was het niet over degenen, die gezondigd hadden, welker lichamen gevallen zijn in de woestijn?

And to whom sware he that they should not enter into his rest, but to them that believed not?

 

En welken heeft Hij gezworen, dat zij in Zijn rust niet zouden ingaan, anders dan dengenen, die ongehoorzaam geweest waren?

So we see that they could not enter in because of unbelief.

 

En wij zien, dat zij niet hebben kunnen ingaan vanwege hun ongeloof.

Hebrews 4 - Hebreeën 4

 

 

 

SpeakingBible Software © 2001-2004 by johnhurt.com