King James Bible - Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

1st Corinthians 3
1 Corinthiërs 3     

The First Epistle of Paul the Apostle to the Corinthians
1 Corinthiërs

Return to Index
Index

Chapter 4

Let a man so account of us, as of the ministers of Christ, and stewards of the mysteries of God.

 

Alzo houde ons een ieder mens, als dienaars van Christus, en uitdelers der verborgenheden Gods.

Moreover it is required in stewards, that a man be found faithful.

 

En voorts wordt in de uitdelers vereist, dat elk getrouw bevonden worde.

But with me it is a very small thing that I should be judged of you, or of man's judgment: yea, I judge not mine own self.

 

Doch mij is voor het minste, dat ik van ulieden geoordeeld worde, of van een menselijk oordeel; ja, ik oordeel ook mijzelven niet.

For I know nothing by myself; yet am I not hereby justified: but he that judgeth me is the Lord.

 

Want ik ben mijzelven van geen ding bewust; doch ik ben daardoor niet gerechtvaardigd; maar Die mij oordeelt, is de Heere.

Therefore judge nothing before the time, until the Lord come, who both will bring to light the hidden things of darkness, and will make manifest the counsels of the hearts: and then shall every man have praise of God.

 

Zo dan oordeelt niets voor den tijd, totdat de Heere zal gekomen zijn, Welke ook in het licht zal brengen, hetgeen in de duisternis verborgen is, en openbaren deraadslagen der harten; en alsdan zal een iegelijk lof hebben van God.

And these things, brethren, I have in a figure transferred to myself and to Apollos for your sakes; that ye might learn in us not to think of men above that which is written, that no one of you be puffed up for one against another.

 

En deze dingen, broeders, heb ik op mijzelven en Apollos bij gelijkenis toegepast, om uwentwil; opdat gij aan ons zoudt leren, niet te gevoelen boven hetgeengeschreven is, dat gij niet, de een om eens anders wil, opgeblazen wordt tegen den ander.

For who maketh thee to differ from another? and what hast thou that thou didst not receive? now if thou didst receive it, why dost thou glory, as if thou hadst not received it?

 

Want wie onderscheidt u? En wat hebt gij, dat gij niet hebt ontvangen? En zo gij het ook ontvangen hebt, wat roemt gij, alsof gij het niet ontvangen hadt?

Now ye are full, now ye are rich, ye have reigned as kings without us: and I would to God ye did reign, that we also might reign with you.

 

Alrede zijt gij verzadigd, alrede zijt gij rijk geworden, zonder ons hebt gij geheerst; en och, of gij heerstet, opdat ook wij met u heersen mochten!

For I think that God hath set forth us the apostles last, as it were appointed to death: for we are made a spectacle unto the world, and to angels, and to men.

 

Want ik acht, dat God ons, die de laatste apostelen zijn, ten toon heeft gesteld als tot den dood verwezen; want wij zijn een schouwspel geworden der wereld, en denengelen, en den mensen.

We are fools for Christ's sake, but ye are wise in Christ; we are weak, but ye are strong; ye are honourable, but we are despised.

 

Wij zijn dwazen om Christus' wil, maar gij zijt wijzen in Christus; wij zijn zwakken, maar gij sterken; gij zijt heerlijken, maar wij verachten.

Even unto this present hour we both hunger, and thirst, and are naked, and are buffeted, and have no certain dwellingplace;

 

Tot op deze tegenwoordige ure lijden wij honger, en lijden wij dorst, en zijn naakt, en worden met vuisten geslagen, en hebben geen vaste woonplaats;

And labour, working with our own hands: being reviled, we bless; being persecuted, we suffer it:

 

En arbeiden, werkende met onze eigen handen; wij worden gescholden, en wij zegenen; wij worden vervolgd, en wij verdragen;

Being defamed, we intreat: we are made as the filth of the world, and are the offscouring of all things unto this day.

 

Wij worden gelasterd, en wij bidden; wij zijn geworden als uitvaagsels der wereld en aller afschrapsel tot nu toe.

I write not these things to shame you, but as my beloved sons I warn you.

 

Ik schrijf deze dingen niet om u te beschamen, maar als mijn lieve kinderen vermaan ik u.

For though ye have ten thousand instructors in Christ, yet have ye not many fathers: for in Christ Jesus I have begotten you through the gospel.

 

Want al hadt gij tien duizend leermeesters in Christus, zo hebt gij toch niet vele vaders; want in Christus Jezus heb ik u door het Evangelie geteeld.

Wherefore I beseech you, be ye followers of me.

 

Zo vermaan ik u dan: zijt mijn navolgers.

For this cause have I sent unto you Timotheus, who is my beloved son, and faithful in the Lord, who shall bring you into remembrance of my ways which be in Christ, as I teach every where in every church.

 

Daarom heb ik Timotheus tot u gezonden, die mijn lieve en getrouwe zoon is in den Heere, welke u zal indachtig maken mijn wegen, die in Christus zijn, gelijkerwijsik alom in alle Gemeenten leer.

Now some are puffed up, as though I would not come to you.

 

Doch sommigen zijn opgeblazen, alsof ik tot ulieden niet komen zou.

But I will come to you shortly, if the Lord will, and will know, not the speech of them which are puffed up, but the power.

 

Maar ik zal haast tot u komen, zo de Heere wil, en ik zal dan verstaan, niet de woorden dergenen, die opgeblazen zijn, maar de kracht.

For the kingdom of God is not in word, but in power.

 

Want het Koninkrijk Gods is niet gelegen in woorden, maar in kracht.

What will ye? shall I come unto you with a rod, or in love, and in the spirit of meekness?

 

Wat wilt gij? Zal ik met de roede tot u komen, of in liefde en in den geest der zachtmoedigheid?

1st Corinthians 5 - 1 Corinthiërs 5

 

 

 

SpeakingBible Software © 2001-2004 by johnhurt.com