King James Bible - Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Psalms 128
Psalmen 128     

The Book of Psalms
Psalmen

Return to Index
Index

Chapter 129

A Song of degrees. Many a time have they afflicted me from my youth, may Israel now say:

 

Een lied Hammaaloth. Zij hebben mij dikwijls benauwd van mijn jeugd af, zegge nu Israel;

Many a time have they afflicted me from my youth: yet they have not prevailed against me.

 

Zij hebben mij dikwijls van mijn jeugd af benauwd; evenwel hebben zij mij niet overmocht.

The plowers plowed upon my back: they made long their furrows.

 

Ploegers hebben op mijn rug geploegd; zij hebben hun voren lang getogen.

The LORD is righteous: he hath cut asunder the cords of the wicked.

 

De HEERE, Die rechtvaardig is, heeft de touwen der goddelozen afgehouwen.

Let them all be confounded and turned back that hate Zion.

 

Laat hen beschaamd en achterwaarts gedreven worden, allen, die Sion haten.

Let them be as the grass upon the housetops, which withereth afore it groweth up:

 

Laat hen worden als gras op de daken, hetwelk verdort, eer men het uittrekt;

Wherewith the mower filleth not his hand; nor he that bindeth sheaves his bosom.

 

Waarmede de maaier zijn hand niet vult, noch de garvenbinder zijn arm;

Neither do they which go by say, The blessing of the LORD be upon you: we bless you in the name of the LORD.

 

En die voorbijgaan, niet zeggen: De zegen des HEEREN zij bij u! Wij zegenen ulieden in den Naam des HEEREN.

Psalms 130 - Psalmen 130

 

 

 

SpeakingBible Software © 2001-2004 by johnhurt.com