| Chapter 125 |
|
A Song of degrees. They that trust in the LORD shall be as mount Zion, which cannot be removed, but abideth for ever. |
| Een lied Hammaaloth. Die op den HEERE vertrouwen, zijn als de berg Sion, die niet wankelt, maar blijft in eeuwigheid.
|
|
As the mountains are round about Jerusalem, so the LORD is round about his people from henceforth even for ever. |
| Rondom Jeruzalem zijn bergen; alzo is de HEERE rondom Zijn volk, van nu aan tot in der eeuwigheid.
|
|
For the rod of the wicked shall not rest upon the lot of the righteous; lest the righteous put forth their hands unto iniquity. |
| Want de scepter der goddeloosheid zal niet rusten op het lot der rechtvaardigen; opdat de rechtvaardigen hun handen niet uitstrekken tot onrecht.
|
|
Do good, O LORD, unto those that be good, and to them that are upright in their hearts. |
| HEERE! doe den goeden wel, en dengenen, die oprecht zijn in hun harten.
|
|
As for such as turn aside unto their crooked ways, the LORD shall lead them forth with the workers of iniquity: but peace shall be upon Israel. |
| Maar die zich neigen tot hun kromme wegen, die zal de HEERE weg doen gaan met de werkers der ongerechtigheid. Vrede zal over Israel zijn!
|