| Chapter 24 |
|
A Psalm of David. The earth is the LORD'S, and the fulness thereof; the world, and they that dwell therein. |
| Een psalm van David. De aarde is des HEEREN, mitsgaders haar volheid, de wereld, en die daarin wonen.
|
|
For he hath founded it upon the seas, and established it upon the floods. |
| Want Hij heeft ze gegrond op de zeeen, en heeft ze gevestigd op de rivieren.
|
|
Who shall ascend into the hill of the LORD? or who shall stand in his holy place? |
| Wie zal klimmen op den berg des HEEREN, en wie zal staan in de plaats Zijner heiligheid?
|
|
He that hath clean hands, and a pure heart; who hath not lifted up his soul unto vanity, nor sworn deceitfully. |
| Die rein van handen, en zuiver van hart is, die zijn ziel niet opheft tot ijdelheid, en die niet bedriegelijk zweert;
|
|
He shall receive the blessing from the LORD, and righteousness from the God of his salvation. |
| Die zal den zegen ontvangen van den HEERE, en gerechtigheid van den God zijns heils.
|
|
This is the generation of them that seek him, that seek thy face, O Jacob. Selah. |
| Dat is het geslacht dergenen, die naar Hem vragen, die Uw aangezicht zoeken, dat is Jakob! Sela.
|
|
Lift up your heads, O ye gates; and be ye lift up, ye everlasting doors; and the King of glory shall come in. |
| Heft uw hoofden op, gij poorten, en verheft u, gij eeuwige deuren, opdat de Koning der ere inga!
|
|
Who is this King of glory? The LORD strong and mighty, the LORD mighty in battle. |
| Wie is de Koning der ere? De HEERE, sterk en geweldig, de HEERE, geweldig in den strijd.
|
|
Lift up your heads, O ye gates; even lift them up, ye everlasting doors; and the King of glory shall come in. |
| Heft uw hoofden op, gij poorten, ja, heft op, gij eeuwige deuren! opdat de Koning der ere inga!
|
|
Who is this King of glory? The LORD of hosts, he is the King of glory. Selah. |
| Wie is Hij, deze Koning der ere? De HEERE der heirscharen, Die is de Koning der ere. Sela.
|