King James Bible - Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Psalms 14
Psalmen 14     

The Book of Psalms
Psalmen

Return to Index
Index

Chapter 15

A Psalm of David. LORD, who shall abide in thy tabernacle? who shall dwell in thy holy hill?

 

Een psalm van David. HEERE, wie zal verkeren in Uw tent? Wie zal wonen op den berg Uwer heiligheid?

He that walketh uprightly, and worketh righteousness, and speaketh the truth in his heart.

 

Die oprecht wandelt, en gerechtigheid werkt, en die met zijn hart de waarheid spreekt;

He that backbiteth not with his tongue, nor doeth evil to his neighbour, nor taketh up a reproach against his neighbour.

 

Die met zijn tong niet achterklapt, zijn metgezellen geen kwaad doet, en geen smaadrede opneemt tegen zijn naaste;

In whose eyes a vile person is contemned; but he honoureth them that fear the LORD. He that sweareth to his own hurt, and changeth not.

 

In wiens ogen de verworpene veracht is, maar hij eert degenen, die den HEERE vrezen; heeft hij gezworen tot zijn schade, evenwel verandert hij niet;

He that putteth not out his money to usury, nor taketh reward against the innocent. He that doeth these things shall never be moved.

 

Die zijn geld niet geeft op woeker, en geen geschenk neemt tegen den onschuldige. Die deze dingen doet, zal niet wankelen in eeuwigheid.

Psalms 16 - Psalmen 16

 

 

 

SpeakingBible Software © 2001-2004 by johnhurt.com