| Chapter 17 |
|
My breath is corrupt, my days are extinct, the graves are ready for me. |
| Mijn geest is verdorven, mijn dagen worden uitgeblust, de graven zijn voor mij.
|
|
Are there not mockers with me? and doth not mine eye continue in their provocation? |
| Zijn niet bespotters bij mij, en overnacht niet mijn oog in hunlieder verbittering?
|
|
Lay down now, put me in a surety with thee; who is he that will strike hands with me? |
| Zet toch bij, stel mij een borg bij U; wie zal hij zijn? Dat in mijn hand geklapt worde.
|
|
For thou hast hid their heart from understanding: therefore shalt thou not exalt them. |
| Want hun hart hebt Gij van kloek verstand verborgen; daarom zult Gij hen niet verhogen.
|
|
He that speaketh flattery to his friends, even the eyes of his children shall fail. |
| Die met vleiing den vrienden wat aanzegt, ook zijner kinderen ogen zullen versmachten.
|
|
He hath made me also a byword of the people; and aforetime I was as a tabret. |
| Doch Hij heeft mij tot een spreekwoord der volken gesteld; zodat ik een trommelslag ben voor ieders aangezicht.
|
|
Mine eye also is dim by reason of sorrow, and all my members are as a shadow. |
| Daarom is mijn oog door verdriet verdonkerd, en al mijn ledematen zijn gelijk een schaduw.
|
|
Upright men shall be astonied at this, and the innocent shall stir up himself against the hypocrite. |
| De oprechten zullen hierover verbaasd zijn, en de onschuldige zal zich tegen den huichelaar opmaken;
|
|
The righteous also shall hold on his way, and he that hath clean hands shall be stronger and stronger. |
| En de rechtvaardige zal zijn weg vasthouden, en die rein van handen is, zal in sterkte toenemen.
|
|
But as for you all, do ye return, and come now: for I cannot find one wise man among you. |
| Maar toch gij allen, keert weder, en komt nu; want ik vind onder u geen wijze.
|
|
My days are past, my purposes are broken off, even the thoughts of my heart. |
| Mijn dagen zijn voorbijgegaan; uitgerukt zijn mijn gedachten, de bezittingen mijns harten.
|
|
They change the night into day: the light is short because of darkness. |
| Den nacht verstellen zij in den dag; het licht is nabij den ondergang vanwege de duisternis.
|
|
If I wait, the grave is mine house: I have made my bed in the darkness. |
| Zo ik wacht, het graf zal mijn huis wezen; in de duisternis zal ik mijn bed spreiden.
|
|
I have said to corruption, Thou art my father: to the worm, Thou art my mother, and my sister. |
| Tot de groeve roep ik: Gij zijt mijn vader! Tot het gewormte: Mijn moeder, en mijn zuster!
|
|
And where is now my hope? as for my hope, who shall see it? |
| Waar zou dan nu mijn verwachting wezen? Ja, mijn verwachting, wie zal ze aanschouwen?
|
|
They shall go down to the bars of the pit, when our rest together is in the dust. |
| Zij zullen ondervaren met de handbomen des grafs, als er rust te zamen in het stof wezen zal. Job 18
|