King James Bible - Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Exodus 14
Exodus 14     

The Second Book of Moses, Called Exodus
Exodus

Return to Index
Index

Chapter 15

Then sang Moses and the children of Israel this song unto the LORD, and spake, saying, I will sing unto the LORD, for he hath triumphed gloriously: the horse and his rider hath he thrown into the sea.

 

Toen zong Mozes en de kinderen Israels de HEERE dit lied, en spraken,zeggende: Ik zal den HEERE zingen; want Hij is hogelijk verheven! Het paard enzijn ruiter heeft Hij in de zee geworpen.

The LORD is my strength and song, and he is become my salvation: he is my God, and I will prepare him an habitation; my father's God, and I will exalt him.

 

De HEERE is mijn Kracht en Lied, en Hij is mij tot een Heil geweest; deze is mijnGod; daarom zal ik Hem een liefelijke woning maken; Hij is mijns vaders God,dies zal ik Hem verheffen!

The LORD is a man of war: the LORD is his name.

 

De HEERE is een krijgsman; HEERE is Zijn Naam!

Pharaoh's chariots and his host hath he cast into the sea: his chosen captains also are drowned in the Red sea.

 

Hij heeft Farao's wagenen en zijn heir in de zee geworpen; en de keure zijnerhoofdlieden zijn verdronken in de Schelfzee.

The depths have covered them: they sank into the bottom as a stone.

 

De afgronden hebben hen bedekt; zij zijn in de diepten gezonken als een steen.

Thy right hand, O LORD, is become glorious in power: thy right hand, O LORD, hath dashed in pieces the enemy.

 

O HEERE! Uw rechterhand is verheerlijkt geworden in macht; Uw rechterhand,o HEERE! heeft den vijand verbroken!

And in the greatness of thine excellency thou hast overthrown them that rose up against thee: thou sentest forth thy wrath, which consumed them as stubble.

 

En door Uw grote hoogheid hebt Gij, die tegen U opstonden, omgeworpen; Gijhebt Uw brandenden toorn uitgezonden, die hen verteerd heeft als een stoppel.

And with the blast of thy nostrils the waters were gathered together, the floods stood upright as an heap, and the depths were congealed in the heart of the sea.

 

En door het geblaas van Uw neus zijn de wateren opgehoopt geworden; destromen hebben overeind gestaan, als een hoop; de afgronden zijn stof gewordenin het hart der zee.

The enemy said, I will pursue, I will overtake, I will divide the spoil; my lust shall be satisfied upon them; I will draw my sword, my hand shall destroy them.

 

De vijand zeide: Ik zal vervolgen, ik zal achterhalen, ik zal den buit delen, mijn zielzal van hen vervuld worden, ik zal mijn zwaard uittrekken, mijn hand zal henuitroeien.

Thou didst blow with thy wind, the sea covered them: they sank as lead in the mighty waters.

 

Gij hebt met Uw wind geblazen; de zee heeft hen gedekt, zij zonken onder alslood in geweldige wateren!

Who is like unto thee, O LORD, among the gods? who is like thee, glorious in holiness, fearful in praises, doing wonders?

 

O HEERE! wie is als Gij onder de goden? wie is als Gij, verheerlijkt in heiligheid,vreselijk in lofzangen, doende wonder?

Thou stretchedst out thy right hand, the earth swallowed them.

 

Gij hebt Uw rechterhand uitgestrekt, de aarde heeft hen verslonden!

Thou in thy mercy hast led forth the people which thou hast redeemed: thou hast guided them in thy strength unto thy holy habitation.

 

Gij leiddet door Uw weldadigheid dit volk, dat Gij verlost hebt; Gij voert henzachtkens door Uw sterkte tot de liefelijke woning Uwer heiligheid.

The people shall hear, and be afraid: sorrow shall take hold on the inhabitants of Palestina.

 

De volken hebben het gehoord, zij zullen sidderen; weedom heeft de ingezetenenvan Palestina bevangen.

Then the dukes of Edom shall be amazed; the mighty men of Moab, trembling shall take hold upon them; all the inhabitants of Canaan shall melt away.

 

Dan zullen de vorsten van Edom verbaasd wezen; beving zal de machtigen derMoabieten bevangen; al de ingezetenen van Kanaan zullen versmelten!

Fear and dread shall fall upon them; by the greatness of thine arm they shall be as still as a stone; till thy people pass over, O LORD, till the people pass over, which thou hast purchased.

 

Verschrikking en vrees zal op hen vallen; door de grootheid van Uw arm zullen zijverstommen, als een steen, totdat Uw volk, HEERE! henen doorkome; totdat ditvolk henen doorkome, dat Gij verworven hebt.

Thou shalt bring them in, and plant them in the mountain of thine inheritance, in the place, O LORD, which thou hast made for thee to dwell in, in the Sanctuary, O Lord, which thy hands have established.

 

Die zult Gij inbrengen, en planten hen op den berg Uwer erfenis, ter plaatse,welke Gij, o HEERE! gemaakt hebt tot Uw woning, het heiligdom, hetwelk Uwhanden gesticht hebben, o HEERE!

The LORD shall reign for ever and ever.

 

De HEERE zal in eeuwigheid en geduriglijk regeren!

For the horse of Pharaoh went in with his chariots and with his horsemen into the sea, and the LORD brought again the waters of the sea upon them; but the children of Israel went on dry land in the midst of the sea.

 

Want Farao's paard, met zijn wagen, met zijn ruiters, zijn in de zee gekomen, ende HEERE heeft de wateren der zee over hen doen wederkeren; maar dekinderen Israels zijn op het droge in het midden van de zee gegaan.

And Miriam the prophetess, the sister of Aaron, took a timbrel in her hand; and all the women went out after her with timbrels and with dances.

 

En Mirjam, de profetes, Aarons zuster, nam een trommel in haar hand; en al devrouwen gingen uit, haar na, met trommelen en met reien.

And Miriam answered them, Sing ye to the LORD, for he hath triumphed gloriously; the horse and his rider hath he thrown into the sea.

 

Toen antwoordde Mirjam hunlieden: Zingt den HEERE; want Hij is hogelijkverheven! Hij heeft het paard met zijn ruiter in de zee gestort!

So Moses brought Israel from the Red sea, and they went out into the wilderness of Shur; and they went three days in the wilderness, and found no water.

 

Hierna deed Mozes de Israelieten voortreizen van de Schelfzee af; en zij trokkenuit tot in de woestijn Sur, en zij gingen drie dagen in de woestijn, en vonden geenwater.

And when they came to Marah, they could not drink of the waters of Marah, for they were bitter: therefore the name of it was called Marah.

 

Toen kwamen zij te Mara; doch zij konden het water van Mara niet drinken, wanthet was bitter; daarom werd derzelver naam genoemd Mara.

And the people murmured against Moses, saying, What shall we drink?

 

Toen murmureerde het volk tegen Mozes, zeggende: Wat zullen wij drinken?

And he cried unto the LORD; and the LORD shewed him a tree, which when he had cast into the waters, the waters were made sweet: there he made for them a statute and an ordinance, and there he proved them,

 

Hij dan riep tot den HEERE; en de HEERE wees hem een hout, dat wierp hij indat water; toen werd het water zoet. Aldaar stelde Hij het volk een inzetting enrecht, en aldaar verzocht Hij hetzelve,

And said, If thou wilt diligently hearken to the voice of the LORD thy God, and wilt do that which is right in his sight, and wilt give ear to his commandments, and keep all his statutes, I will put none of these diseases upon thee, which I have brought upon the Egyptians: for I am the LORD that healeth thee.

 

En zeide: Is het, dat gij met ernst naar de stem des HEEREN uws Gods horenzult, en doen, wat recht is in Zijn ogen, en uw oren neigt tot Zijn geboden, enhoudt al Zijn inzettingen; zo zal Ik geen van de krankheden op u leggen, die Ik opEgypteland gelegd heb; want Ik ben de HEERE, uw Heelmeester!

And they came to Elim, where were twelve wells of water, and threescore and ten palm trees: and they encamped there by the waters.

 

Toen kwamen zij te Elim, en daar waren twaalf waterfonteinen, en zeventigpalmbomen; en zij legerden zich aldaar aan de wateren.

Exodus 16 - Exodus 16

 

 

 

SpeakingBible Software © 2001-2004 by johnhurt.com