King James Bible - Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

2nd Corinthians 4
2 Corinthiërs 4     

The Second Epistle of Paul the Apostle to the Corinthians
2 Corinthiërs

Return to Index
Index

Chapter 5

For we know that if our earthly house of this tabernacle were dissolved, we have a building of God, an house not made with hands, eternal in the heavens.

 

Want wij weten, dat, zo ons aardse huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in dehemelen.

For in this we groan, earnestly desiring to be clothed upon with our house which is from heaven:

 

Want ook in dezen zuchten wij, verlangende met onze woonstede, die uit den hemel is, overkleed te worden.

If so be that being clothed we shall not be found naked.

 

Zo wij ook bekleed en niet naakt zullen gevonden worden.

For we that are in this tabernacle do groan, being burdened: not for that we would be unclothed, but clothed upon, that mortality might be swallowed up of life.

 

Want ook wij, die in dezen tabernakel zijn, zuchten, bezwaard zijnde; nademaal wij niet willen ontkleed, maar overkleed worden, opdat het sterfelijke van het levenverslonden worde.

Now he that hath wrought us for the selfsame thing is God, who also hath given unto us the earnest of the Spirit.

 

Die ons nu tot ditzelfde bereid heeft, is God, Die ons ook het onderpand des Geestes gegeven heeft.

Therefore we are always confident, knowing that, whilst we are at home in the body, we are absent from the Lord:

 

Wij hebben dan altijd goeden moed, en weten, dat wij, inwonende in het lichaam, uitwonen van den Heere;

(For we walk by faith, not by sight:)

 

(Want wij wandelen door geloof en niet door aanschouwen.)

We are confident, I say, and willing rather to be absent from the body, and to be present with the Lord.

 

Maar wij hebben goeden moed, en hebben meer behagen om uit het lichaam uit te wonen, en bij den Heere in te wonen.

Wherefore we labour, that, whether present or absent, we may be accepted of him.

 

Daarom zijn wij ook zeer begerig, hetzij inwonende, hetzij uitwonende, om Hem welbehagelijk te zijn.

For we must all appear before the judgment seat of Christ; that every one may receive the things done in his body, according to that he hath done, whether it be good or bad.

 

Want wij allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage, hetgeen door het lichaam geschiedt, naardat hijgedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.

Knowing therefore the terror of the Lord, we persuade men; but we are made manifest unto God; and I trust also are made manifest in your consciences.

 

Wij dan, wetende den schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof, en zijn Gode openbaar geworden; doch ik hoop ook in uw gewetens geopenbaard tezijn.

For we commend not ourselves again unto you, but give you occasion to glory on our behalf, that ye may have somewhat to answer them which glory in appearance, and not in heart.

 

Want wij prijzen onszelven u niet wederom aan, maar wij geven u oorzaak van roem over ons, opdat gij stof zoudt hebben tegen degenen, die in het aangezichtroemen en niet in het hart.

For whether we be beside ourselves, it is to God: or whether we be sober, it is for your cause.

 

Want hetzij dat wij uitzinnig zijn, wij zijn het Gode; hetzij dat wij gematigd van zinnen zijn, wij zijn het ulieden.

For the love of Christ constraineth us; because we thus judge, that if one died for all, then were all dead:

 

Want de liefde van Christus dringt ons;

And that he died for all, that they which live should not henceforth live unto themselves, but unto him which died for them, and rose again.

 

Als die dit oordelen, dat, indien Een voor allen gestorven is, zij dan allen gestorven zijn. En Hij is voor allen gestorven, opdat degenen, die leven, niet meer zichzelvenzouden leven, maar Dien, Die voor hen gestorven en opgewekt is.

Wherefore henceforth know we no man after the flesh: yea, though we have known Christ after the flesh, yet now henceforth know we him no more.

 

Zo dan, wij kennen van nu aan niemand naar het vlees; en indien wij ook Christus naar het vlees gekend hebben, nochtans kennen wij Hem nu niet meer naar hetvlees.

Therefore if any man be in Christ, he is a new creature: old things are passed away; behold, all things are become new.

 

Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden.

And all things are of God, who hath reconciled us to himself by Jesus Christ, and hath given to us the ministry of reconciliation;

 

En al deze dingen zijn uit God, Die ons met Zichzelven verzoend heeft door Jezus Christus, en ons de bediening der verzoening gegeven heeft.

To wit, that God was in Christ, reconciling the world unto himself, not imputing their trespasses unto them; and hath committed unto us the word of reconciliation.

 

Want God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende; en heeft het woord der verzoening in ons gelegd.

Now then we are ambassadors for Christ, as though God did beseech you by us: we pray you in Christ's stead, be ye reconciled to God.

 

Zo zijn wij dan gezanten van Christus wege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christus wege: laat u met God verzoenen.

For he hath made him to be sin for us, who knew no sin; that we might be made the righteousness of God in him.

 

Want Dien, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.

2nd Corinthians 6 - 2 Corinthiërs 6

 

 

 

SpeakingBible Software © 2001-2004 by johnhurt.com