King James Bible - Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

1st Corinthians 16
1 Corinthiërs 16     

The Second Epistle of Paul the Apostle to the Corinthians
2 Corinthiërs

Return to Index
Index

Chapter 1

Paul, an apostle of Jesus Christ by the will of God, and Timothy our brother, unto the church of God which is at Corinth, with all the saints which are in all Achaia:

 

Paulus, een apostel van Jezus Christus, door den wil van God, en Timotheus, de broeder, aan de Gemeente Gods, die te Korinthe is, met al de heiligen, die in geheelAchaje zijn:

Grace be to you and peace from God our Father, and from the Lord Jesus Christ.

 

Genade zij u en vrede van God, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus.

Blessed be God, even the Father of our Lord Jesus Christ, the Father of mercies, and the God of all comfort;

 

Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden, en de God aller vertroosting;

Who comforteth us in all our tribulation, that we may be able to comfort them which are in any trouble, by the comfort wherewith we ourselves are comforted of God.

 

Die ons vertroost in al onze verdrukking, opdat wij zouden kunnen vertroosten degenen, die in allerlei verdrukking zijn, door de vertroosting, met welke wij zelvenvan God vertroost worden.

For as the sufferings of Christ abound in us, so our consolation also aboundeth by Christ.

 

Want gelijk het lijden van Christus overvloedig is in ons, alzo is ook door Christus onze vertroosting overvloedig.

And whether we be afflicted, it is for your consolation and salvation, which is effectual in the enduring of the same sufferings which we also suffer: or whether we be comforted, it is for your consolation and salvation.

 

Doch hetzij dat wij verdrukt worden, het is tot uw vertroosting en zaligheid, die gewrocht wordt in de lijdzaamheid van hetzelfde lijden, hetwelk wij ook lijden; hetzijdat wij vertroost worden, het is tot uw vertroosting en zaligheid;

And our hope of you is stedfast, knowing, that as ye are partakers of the sufferings, so shall ye be also of the consolation.

 

En onze hoop van u is vast, als die weten, dat, gelijk gij gemeenschap hebt aan het lijden, gij ook alzo gemeenschap hebt aan de vertroosting.

For we would not, brethren, have you ignorant of our trouble which came to us in Asia, that we were pressed out of measure, above strength, insomuch that we despaired even of life:

 

Want wij willen niet, broeders, dat gij onwetende zijt van onze verdrukking, die ons in Azie overkomen is, dat wij uitnemend zeer bezwaard zijn geweest boven onzemacht, alzo dat wij zeer in twijfel waren, ook van het leven.

But we had the sentence of death in ourselves, that we should not trust in ourselves, but in God which raiseth the dead:

 

Ja, wij hadden al zelven in onszelven het vonnis des doods, opdat wij niet op onszelven vertrouwen zouden, maar op God, Die de doden verwekt;

Who delivered us from so great a death, and doth deliver: in whom we trust that he will yet deliver us;

 

Die ons uit zo groten dood verlost heeft, en nog verlost; op Welken wij hopen, dat Hij ons ook nog verlossen zal.

Ye also helping together by prayer for us, that for the gift bestowed upon us by the means of many persons thanks may be given by many on our behalf.

 

Alzo gijlieden ook medearbeidt voor ons door het gebed, opdat over de gave, door vele personen aan ons teweeggebracht ook voor ons dankzegging door velengedaan worde.

For our rejoicing is this, the testimony of our conscience, that in simplicity and godly sincerity, not with fleshly wisdom, but by the grace of God, we have had our conversation in the world, and more abundantly to you-ward.

 

Want onze roem is deze, namelijk de getuigenis van ons geweten, dat wij in eenvoudigheid en oprechtheid Gods, niet in vleselijke wijsheid, maar in de genade Gods,in de wereld verkeerd hebben, en allermeest bij ulieden.

For we write none other things unto you, than what ye read or acknowledge; and I trust ye shall acknowledge even to the end;

 

Want wij schrijven u geen andere dingen, dan die gij kent, of ook erkent; en ik hoop, dat gij ze ook tot het einde toe erkennen zult;

As also ye have acknowledged us in part, that we are your rejoicing, even as ye also are ours in the day of the Lord Jesus.

 

Gelijkerwijs gij ook ten dele ons erkend hebt, dat wij uw roem zijn, gelijk gij ook de onze zijt, in den dag van den Heere Jezus.

And in this confidence I was minded to come unto you before, that ye might have a second benefit;

 

En op dit betrouwen wilde ik te voren tot u komen, opdat gij een tweede genade zoudt hebben;

And to pass by you into Macedonia, and to come again out of Macedonia unto you, and of you to be brought on my way toward Judaea.

 

En door uw stad naar Macedonie gaan, en wederom van Macedonie tot u komen, en van ulieden naar Judea geleid worden.

When I therefore was thus minded, did I use lightness? or the things that I purpose, do I purpose according to the flesh, that with me there should be yea yea, and nay nay?

 

Als ik dan dit voorgenomen heb, heb ik ook lichtvaardigheid gebruikt? Of neem ik het naar het vlees voor, hetgeen ik voorneem, opdat bij mij zou wezen, ja, ja, enneen, neen?

But as God is true, our word toward you was not yea and nay.

 

Doch God is getrouw, dat ons woord, hetwelk tot u is geschied, niet is geweest ja en neen.

For the Son of God, Jesus Christ, who was preached among you by us, even by me and Silvanus and Timotheus, was not yea and nay, but in him was yea.

 

Want de Zoon van God, Jezus Christus, Die onder u door ons is gepredikt, namelijk door mij, en Silvanus, en Timotheus, was niet ja en neen, maar is geweest ja inHem.

For all the promises of God in him are yea, and in him Amen, unto the glory of God by us.

 

Want zovele beloften Gods als er zijn, die zijn in Hem ja, en zijn in Hem amen, Gode tot heerlijkheid door ons.

Now he which stablisheth us with you in Christ, and hath anointed us, is God;

 

Maar Die ons met u bevestigt in Christus, en Die ons gezalfd heeft, is God;

Who hath also sealed us, and given the earnest of the Spirit in our hearts.

 

Die ons ook heeft verzegeld, en het onderpand des Geestes in onze harten gegeven.

Moreover I call God for a record upon my soul, that to spare you I came not as yet unto Corinth.

 

Doch ik aanroepe God tot een Getuige over mijn ziel, dat ik, om u te sparen, nog te Korinthe niet ben gekomen.

Not for that we have dominion over your faith, but are helpers of your joy: for by faith ye stand.

 

2nd Corinthians 2 - 2 Corinthiërs 2

 

 

 

SpeakingBible Software © 2001-2004 by johnhurt.com