King James Bible - Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Acts 25
Handelingen 25     

The Acts of the Apostles
Handelingen

Return to Index
Index

Chapter 26

Then Agrippa said unto Paul, Thou art permitted to speak for thyself. Then Paul stretched forth the hand, and answered for himself:

 

En Agrippa zeide tot Paulus: Het is u geoorloofd voor uzelven te spreken. Toen strekte Paulus de hand uit, en verantwoordde zich aldus:

I think myself happy, king Agrippa, because I shall answer for myself this day before thee touching all the things whereof I am accused of the Jews:

 

Ik acht mijzelven gelukkig, o koning Agrippa, dat ik mij heden voor u zal verantwoorden van alles, waarover ik van de Joden beschuldigd word;

Especially because I know thee to be expert in all customs and questions which are among the Jews: wherefore I beseech thee to hear me patiently.

 

Allermeest, dewijl ik weet, dat gij kennis hebt van alle gewoonten en vragen, die onder de Joden zijn. Daarom bid ik u, dat gij mij lankmoediglijk hoort.

My manner of life from my youth, which was at the first among mine own nation at Jerusalem, know all the Jews;

 

Mijn leven dan van der jonkheid aan, hetwelk van den beginne onder mijn volk te Jeruzalem geweest is, weten al de Joden;

Which knew me from the beginning, if they would testify, that after the most straitest sect of our religion I lived a Pharisee.

 

Als die van over lang mij te voren gekend hebben (indien zij het wilden getuigen), dat ik, naar de bescheidenste sekte van onzen godsdienst, als een Farizeergeleefd heb.

And now I stand and am judged for the hope of the promise made of God unto our fathers:

 

En nu sta ik, en word geoordeeld over de hoop der belofte, die van God tot de vaderen geschied is;

Unto which promise our twelve tribes, instantly serving God day and night, hope to come. For which hope's sake, king Agrippa, I am accused of the Jews.

 

Tot dewelke onze twaalf geslachten, geduriglijk nacht en dag God dienende, verhopen te komen; over welke hoop ik, o koning Agrippa, van de Joden wordbeschuldigd.

Why should it be thought a thing incredible with you, that God should raise the dead?

 

Wat? wordt het bij ulieden ongelofelijk geoordeeld, dat God de doden opwekt?

I verily thought with myself, that I ought to do many things contrary to the name of Jesus of Nazareth.

 

Ik meende waarlijk bij mijzelven, dat ik tegen den Naam van Jezus van Nazareth vele wederpartijdige dingen moest doen.

Which thing I also did in Jerusalem: and many of the saints did I shut up in prison, having received authority from the chief priests; and when they were put to death, I gave my voice against them.

 

Hetwelk ik ook gedaan heb te Jeruzalem, en ik heb velen van de heiligen in de gevangenissen gesloten, de macht van de overpriesters ontvangen hebbende; enals zij omgebracht werden, stemde ik het toe.

And I punished them oft in every synagogue, and compelled them to blaspheme; and being exceedingly mad against them, I persecuted them even unto strange cities.

 

En door al de synagogen heb ik hen dikmaals gestraft, en gedwongen te lasteren; en boven mate tegen hen woedende, heb ik hen vervolgd, ook tot in de buitenlandse steden.

Whereupon as I went to Damascus with authority and commission from the chief priests,

 

Waarover ook als ik naar Damaskus reisde, met macht en last, welk ik van de overpriesters had,

At midday, O king, I saw in the way a light from heaven, above the brightness of the sun, shining round about me and them which journeyed with me.

 

Zag ik, o koning, in het midden van den dag, op den weg een licht, boven den glans der zon, van den hemel mij en degenen, die met mij reisden, omschijnende.

And when we were all fallen to the earth, I heard a voice speaking unto me, and saying in the Hebrew tongue, Saul, Saul, why persecutest thou me? it is hard for thee to kick against the pricks.

 

En als wij allen ter aarde nedergevallen waren, hoorde ik een stem, tot mij sprekende, en zeggende in de Hebreeuwse taal: Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij? Hetis u hard, tegen de prikkels de verzenen te slaan.

And I said, Who art thou, Lord? And he said, I am Jesus whom thou persecutest.

 

En ik zeide: Wie zijt Gij, Heere? En Hij zeide: Ik ben Jezus, Dien gij vervolgt.

But rise, and stand upon thy feet: for I have appeared unto thee for this purpose, to make thee a minister and a witness both of these things which thou hast seen, and of those things in the which I will appear unto thee;

 

Maar richt u op, en sta op uw voeten; want hiertoe ben Ik u verschenen, om u te stellen tot een dienaar en getuige der dingen, beide die gij gezien hebt en inwelke Ik u nog zal verschijnen;

Delivering thee from the people, and from the Gentiles, unto whom now I send thee,

 

Verlossende u van dit volk, en van de heidenen, tot dewelke Ik u nu zende;

To open their eyes, and to turn them from darkness to light, and from the power of Satan unto God, that they may receive forgiveness of sins, and inheritance among them which are sanctified by faith that is in me.

 

Om hun ogen te openen, en hen te bekeren van de duisternis tot het licht, en van de macht des satans tot God; opdat zij vergeving der zonden ontvangen, eneen erfdeel onder de geheiligden, door het geloof in Mij.

Whereupon, O king Agrippa, I was not disobedient unto the heavenly vision:

 

Daarom, o koning Agrippa, ben ik dat Hemels gezicht niet ongehoorzaam geweest;

But shewed first unto them of Damascus, and at Jerusalem, and throughout all the coasts of Judaea, and then to the Gentiles, that they should repent and turn to God, and do works meet for repentance.

 

Maar heb eerst dengenen, die te Damaskus waren, en te Jeruzalem, en in het gehele land van Judea, en den heidenen verkondigd, dat zij zich zouden beteren,en tot God bekeren, werken doende der bekering waardig.

For these causes the Jews caught me in the temple, and went about to kill me.

 

Om dezer zaken wil hebben mij de Joden in den tempel gegrepen en gepoogd om te brengen.

Having therefore obtained help of God, I continue unto this day, witnessing both to small and great, saying none other things than those which the prophets and Moses did say should come:

 

Dan, hulp van God verkregen hebbende, sta ik tot op dezen dag, betuigende beiden klein en groot; niets zeggende buiten hetgeen de profeten en Mozesgesproken hebben, dat geschieden zoude:

That Christ should suffer, and that he should be the first that should rise from the dead, and should shew light unto the people, and to the Gentiles.

 

Namelijk dat de Christus lijden moest, en dat Hij, de Eerste uit de opstanding der doden zijnde, een licht zou verkondigen dezen volke, en den heidenen.

And as he thus spake for himself, Festus said with a loud voice, Paul, thou art beside thyself; much learning doth make thee mad.

 

En als hij deze dingen tot verantwoording sprak, zeide Festus met grote stem: Gij raast, Paulus, de grote geleerdheid brengt u tot razernij!

But he said, I am not mad, most noble Festus; but speak forth the words of truth and soberness.

 

Maar hij zeide: Ik raas niet, machtigste Festus, maar ik spreek woorden van waarheid en van een gezond verstand;

For the king knoweth of these things, before whom also I speak freely: for I am persuaded that none of these things are hidden from him; for this thing was not done in a corner.

 

Want de koning weet van deze dingen, tot welken ik ook vrijmoedigheid gebruikende spreek; want ik geloof niet, dat hem iets van deze dingen verborgen is;want dit is in geen hoek geschied.

King Agrippa, believest thou the prophets? I know that thou believest.

 

Gelooft gij, o koning Agrippa, de profeten? Ik weet dat gij ze gelooft.

Then Agrippa said unto Paul, Almost thou persuadest me to be a Christian.

 

En Agrippa zeide tot Paulus: Gij beweegt mij bijna een Christen te worden.

And Paul said, I would to God, that not only thou, but also all that hear me this day, were both almost, and altogether such as I am, except these bonds.

 

En Paulus zeide: Ik wenste wel van God, dat, en bijna en geheellijk, niet alleen gij, maar ook allen, die mij heden horen, zodanigen wierden, gelijk als ik ben,uitgenomen deze banden.

And when he had thus spoken, the king rose up, and the governor, and Bernice, and they that sat with them:

 

En als hij dit gezegd had, stond de koning op, en de stadhouder, en Bernice, en die met hen gezeten waren;

And when they were gone aside, they talked between themselves, saying, This man doeth nothing worthy of death or of bonds.

 

En aan een zijde gegaan zijnde, spraken zij tot elkander, zeggende: Deze mens doet niets des doods of der banden waardig.

Then said Agrippa unto Festus, This man might have been set at liberty, if he had not appealed unto Caesar.

 

En Agrippa zeide tot Festus: Deze mens kon losgelaten worden, indien hij zich op den keizer niet had beroepen.

Acts 27 - Handelingen 27

 

 

 

SpeakingBible Software © 2001-2004 by johnhurt.com