| Chapter 16 |
|
These things have I spoken unto you, that ye should not be offended. |
| Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij niet geergerd wordt.
|
|
They shall put you out of the synagogues: yea, the time cometh, that whosoever killeth you will think that he doeth God service. |
| Zij zullen u uit de synagogen werpen; ja, de ure komt, dat een iegelijk, die u zal doden, zal menen Gode een dienst te doen.
|
|
And these things will they do unto you, because they have not known the Father, nor me. |
| En deze dingen zullen zij u doen, omdat zij den Vader niet gekend hebben, noch Mij.
|
|
But these things have I told you, that when the time shall come, ye may remember that I told you of them. And these things I said not unto you at the beginning, because I was with you. |
| Maar deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat, wanneer de ure zal gekomen zijn, gij dezelve moogt gedenken, dat Ik ze u gezegd heb; doch deze dingen hebIk u van het begin niet gezegd, omdat Ik bij ulieden was.
|
|
But now I go my way to him that sent me; and none of you asketh me, Whither goest thou? |
| En nu ga Ik heen tot Dengene, die Mij gezonden heeft, en niemand van u vraagt Mij: Waar gaat Gij henen?
|
|
But because I have said these things unto you, sorrow hath filled your heart. |
| Maar omdat Ik deze dingen tot u gesproken heb, zo heeft de droefheid uw hart vervuld.
|
|
Nevertheless I tell you the truth; It is expedient for you that I go away: for if I go not away, the Comforter will not come unto you; but if I depart, I will send him unto you. |
| Doch Ik zeg u de waarheid: Het is u nut, dat Ik wegga; want indien Ik niet wegga, zo zal de Trooster tot u niet komen; maar indien Ik heenga, zo zal Ik Hem totu zenden.
|
|
And when he is come, he will reprove the world of sin, and of righteousness, and of judgment: |
| En Die gekomen zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde, en van gerechtigheid, en van oordeel:
|
|
Of sin, because they believe not on me; |
| Van zonde, omdat zij in Mij niet geloven;
|
|
Of righteousness, because I go to my Father, and ye see me no more; |
| En van gerechtigheid, omdat Ik tot Mijn Vader heenga, en gij zult Mij niet meer zien;
|
|
Of judgment, because the prince of this world is judged. |
| En van oordeel, omdat de overste dezer wereld geoordeeld is.
|
|
I have yet many things to say unto you, but ye cannot bear them now. |
| Nog vele dingen heb Ik u te zeggen, doch gij kunt die nu niet dragen.
|
|
Howbeit when he, the Spirit of truth, is come, he will guide you into all truth: for he shall not speak of himself; but whatsoever he shall hear, that shall he speak: and he will shew you things to come. |
| Maar wanneer Die zal gekomen zijn, namelijk de Geest der waarheid, Hij zal u in al de waarheid leiden; want Hij zal van Zichzelven niet spreken, maar zo watHij zal gehoord hebben, zal Hij spreken, en de toekomende dingen zal Hij u verkondigen.
|
|
He shall glorify me: for he shall receive of mine, and shall shew it unto you. |
| Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen.
|
|
All things that the Father hath are mine: therefore said I, that he shall take of mine, and shall shew it unto you. |
| Al wat de Vader heeft, is Mijn; daarom heb Ik gezegd, dat Hij het uit het Mijne zal nemen, en u verkondigen.
|
|
A little while, and ye shall not see me: and again, a little while, and ye shall see me, because I go to the Father. |
| Een kleinen tijd, en gij zult Mij niet zien; en wederom een kleinen tijd, en gij zult Mij zien, want Ik ga heen tot den Vader.
|
|
Then said some of his disciples among themselves, What is this that he saith unto us, A little while, and ye shall not see me: and again, a little while, and ye shall see me: and, Because I go to the Father? |
| Sommigen dan uit Zijn discipelen zeiden tot elkander: Wat is dit, dat Hij tot ons zegt: Een kleinen tijd, en gij zult Mij niet zien; en wederom een kleinen tijd, engij zult Mij zien; en: Want Ik ga heen tot den Vader?
|
|
They said therefore, What is this that he saith, A little while? we cannot tell what he saith. |
| Zij zeiden dan: Wat is dit, dat Hij zegt: Een kleinen tijd? Wij weten niet, wat Hij zegt.
|
|
Now Jesus knew that they were desirous to ask him, and said unto them, Do ye enquire among yourselves of that I said, A little while, and ye shall not see me: and again, a little while, and ye shall see me? |
| Jezus dan bekende, dat zij Hem wilden vragen, en zeide tot hen: Vraagt gij daarvan onder elkander, dat Ik gezegd heb: Een kleinen tijd, en gij zult Mij niet zien,en wederom een kleinen tijd, en gij zult Mij zien?
|
|
Verily, verily, I say unto you, That ye shall weep and lament, but the world shall rejoice: and ye shall be sorrowful, but your sorrow shall be turned into joy. |
| Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, dat gij zult schreien, en klagelijk wenen, maar de wereld zal zich verblijden; en gij zult bedroefd zijn, maar uw droefheid zal totblijdschap worden.
|
|
A woman when she is in travail hath sorrow, because her hour is come: but as soon as she is delivered of the child, she remembereth no more the anguish, for joy that a man is born into the world. |
| Een vrouw, wanneer zij baart, heeft droefheid, dewijl haar ure gekomen is; maar wanneer zij het kindeken gebaard heeft, zo gedenkt zij de benauwdheid nietmeer, om de blijdschap, dat een mens ter wereld geboren is.
|
|
And ye now therefore have sorrow: but I will see you again, and your heart shall rejoice, and your joy no man taketh from you. |
| En gij dan hebt nu wel droefheid; maar Ik zal u wederom zien, en uw hart zal zich verblijden, en niemand zal uw blijdschap van u wegnemen.
|
|
And in that day ye shall ask me nothing. Verily, verily, I say unto you, Whatsoever ye shall ask the Father in my name, he will give it you. |
| En in dien dag zult gij Mij niets vragen. Voorwaar, voorwaar Ik zeg u: Al wat gij den Vader zult bidden in Mijn Naam, dat zal Hij u geven.
|
|
Hitherto have ye asked nothing in my name: ask, and ye shall receive, that your joy may be full. |
| Tot nog toe hebt gij niet gebeden in Mijn Naam; bidt, en gij zult ontvangen, opdat uw blijdschap vervuld zij.
|
|
These things have I spoken unto you in proverbs: but the time cometh, when I shall no more speak unto you in proverbs, but I shall shew you plainly of the Father. |
| Deze dingen heb Ik door gelijkenissen tot u gesproken; maar de ure komt, dat Ik niet meer door gelijkenissen tot u spreken zal, maar u vrijuit van den Vader zalverkondigen.
|
|
At that day ye shall ask in my name: and I say not unto you, that I will pray the Father for you: |
| In dien dag zult gij in Mijn Naam bidden; en Ik zeg u niet, dat Ik den Vader voor u bidden zal;
|
|
For the Father himself loveth you, because ye have loved me, and have believed that I came out from God. |
| Want de Vader Zelf heeft u lief, dewijl gij Mij liefgehad hebt, en hebt geloofd, dat Ik van God ben uitgegaan.
|
|
I came forth from the Father, and am come into the world: again, I leave the world, and go to the Father. |
| Ik ben van den Vader uitgegaan, en ben in de wereld gekomen; wederom verlaat Ik de wereld, en ga heen tot den Vader.
|
|
His disciples said unto him, Lo, now speakest thou plainly, and speakest no proverb. |
| Zijn discipelen zeiden tot Hem: Zie, nu spreekt Gij vrijuit, en zegt geen gelijkenis.
|
|
Now are we sure that thou knowest all things, and needest not that any man should ask thee: by this we believe that thou camest forth from God. |
| Nu weten wij, dat Gij alle dingen weet, en Gij hebt niet van node, dat U iemand vrage. Hierom geloven wij, dat Gij van God uitgegaan zijt.
|
|
Jesus answered them, Do ye now believe? |
| Jezus antwoordde hun: Gelooft gij nu?
|
|
Behold, the hour cometh, yea, is now come, that ye shall be scattered, every man to his own, and shall leave me alone: and yet I am not alone, because the Father is with me. |
| Ziet, de ure komt, en is nu gekomen, dat gij zult verstrooid worden, een iegelijk naar het zijne, en gij Mij alleen zult laten; en nochtans ben Ik niet alleen; wantde Vader is met Mij.
|
|
These things I have spoken unto you, that in me ye might have peace. In the world ye shall have tribulation: but be of good cheer; I have overcome the world. |
| Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt. In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goeden moed, Ik heb de wereldoverwonnen. Johannes 17
|