King James Bible - Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Psalms 129
Psalmen 129     

The Book of Psalms
Psalmen

Return to Index
Index

Chapter 130

A Song of degrees. Out of the depths have I cried unto thee, O LORD.

 

Een lied Hammaaloth. Uit de diepten roep ik tot U, o HEERE!

Lord, hear my voice: let thine ears be attentive to the voice of my supplications.

 

HEERE! hoor naar mijn stem; laat Uw oren opmerkende zijn op de stem mijner smekingen.

If thou, LORD, shouldest mark iniquities, O Lord, who shall stand?

 

Zo Gij, HEERE! de ongerechtigheden gadeslaat; HEERE! wie zal bestaan?

But there is forgiveness with thee, that thou mayest be feared.

 

Maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt.

I wait for the LORD, my soul doth wait, and in his word do I hope.

 

Ik verwacht den HEERE; mijn ziel verwacht, en ik hoop op Zijn Woord.

My soul waiteth for the Lord more than they that watch for the morning: I say, more than they that watch for the morning.

 

Mijn ziel wacht op den HEERE, meer dan de wachters op den morgen; de wachters op den morgen.

Let Israel hope in the LORD: for with the LORD there is mercy, and with him is plenteous redemption.

 

Israel hope op den HEERE; want bij den HEERE is goedertierenheid, en bij Hem is veel verlossing.

And he shall redeem Israel from all his iniquities.

 

En Hij zal Israel verlossen van al zijn ongerechtigheden.

Psalms 131 - Psalmen 131

 

 

 

SpeakingBible Software © 2001-2004 by johnhurt.com