King James Bible - Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

1st Chronicles 7
1 Kronieken 7     

The First Book of the Chronicles
1 Kronieken

Return to Index
Index

Chapter 8

Now Benjamin begat Bela his firstborn, Ashbel the second, and Aharah the third,

 

Benjamin nu gewon Bela, zijn eerstgeborene, Asbel, den tweede, en Ahrah, den derde,

Nohah the fourth, and Rapha the fifth.

 

Naho, den vierde, en Rafa, den vijfde.

And the sons of Bela were, Addar, and Gera, and Abihud,

 

Bela nu had deze kinderen: Addar, en Gera, en Abihud,

And Abishua, and Naaman, and Ahoah,

 

En Abisua, en Naaman, en Ahoah,

And Gera, and Shephuphan, and Huram.

 

En Gera, en Sefufan, en Huram.

And these are the sons of Ehud: these are the heads of the fathers of the inhabitants of Geba, and they removed them to Manahath:

 

Dezen nu zijn de kinderen van Ehud; dezen waren hoofden der vaderen van de inwoners te Geba, en hij voerde hen over naar Manahath;

And Naaman, and Ahiah, and Gera, he removed them, and begat Uzza, and Ahihud.

 

En Naaman, en Ahia, en Gera; dezen voerde hij weg; en hij gewon Uzza en Ahihud.

And Shaharaim begat children in the country of Moab, after he had sent them away; Hushim and Baara were his wives.

 

En Saharaim gewon kinderen in het land van Moab (nadat hij dezelve weggezonden had) uit Husim en Baara, zijn vrouwen;

And he begat of Hodesh his wife, Jobab, and Zibia, and Mesha, and Malcham,

 

En uit Hodes, zijn huisvrouw, gewon hij Joab, en Zibja, en Mesa, en Malcham,

And Jeuz, and Shachia, and Mirma. These were his sons, heads of the fathers.

 

En Jeuz, en Sochja, en Mirma; dezen zijn zijne zonen, hoofden der vaderen.

And of Hushim he begat Abitub, and Elpaal.

 

En uit Husim gewon hij Abitub en Elpaal.

The sons of Elpaal; Eber, and Misham, and Shamed, who built Ono, and Lod, with the towns thereof:

 

De kinderen van Elpaal nu waren Eber, en Misam, en Semed; deze heeft Ono gebouwd, en Lod en haar onderhorige plaatsen;

Beriah also, and Shema, who were heads of the fathers of the inhabitants of Aijalon, who drove away the inhabitants of Gath:

 

En Beria, en Sema; dezen waren hoofden der vaderen van de inwoners te Ajalon; dezen hebben de inwoners van Gath verdreven.

And Ahio, Shashak, and Jeremoth,

 

En Ahjo, Sasak en Jeremoth,

And Zebadiah, and Arad, and Ader,

 

En Zebadja, en Arad, en Eder,

And Michael, and Ispah, and Joha, the sons of Beriah;

 

En Michael, en Jispa, en Joha waren kinderen van Beria.

And Zebadiah, and Meshullam, and Hezeki, and Heber,

 

En Zebadja, en Mesullam, en Hizki, en Heber,

Ishmerai also, and Jezliah, and Jobab, the sons of Elpaal;

 

En Jismerai, en Jizlia en Jobab, de kinderen van Elpaal.

And Jakim, and Zichri, and Zabdi,

 

En Jakim, en Zichri, en Zabdi,

And Elienai, and Zilthai, and Eliel,

 

En Eljoenai, en Zillethai, en Eliel,

And Adaiah, and Beraiah, and Shimrath, the sons of Shimhi;

 

En Adaja, en Beraja, en Simrath waren kinderen van Simei.

And Ishpan, and Heber, and Eliel,

 

En Jispan, en Eber, en Eliel,

And Abdon, and Zichri, and Hanan,

 

En Abdon, en Zichri, en Hanan,

And Hananiah, and Elam, and Antothijah,

 

En Hananja, en Elam, en Antothija,

And Iphedeiah, and Penuel, the sons of Shashak;

 

En Jifdeja, en Pnuel waren zonen van Sasak.

And Shamsherai, and Shehariah, and Athaliah,

 

En Samserai, en Seharja, en Athalja,

And Jaresiah, and Eliah, and Zichri, the sons of Jeroham.

 

En Jaaresja, en Elia, en Zichri waren zonen van Jeroham.

These were heads of the fathers, by their generations, chief men. These dwelt in Jerusalem.

 

Dezen waren de hoofden der vaderen, hoofden naar hun geslachten; dezen woonden te Jeruzalem.

And at Gibeon dwelt the father of Gibeon; whose wife's name was Maachah:

 

En te Gibeon woonde de vader van Gibeon; en de naam zijner huisvrouw was Maacha.

And his firstborn son Abdon, and Zur, and Kish, and Baal, and Nadab,

 

En zijn eerstgeboren zoon was Abdon, daarna Zur, en Kis, en Baal, en Nadab,

And Gedor, and Ahio, and Zacher.

 

En Gedor, en Ahio, en Zecher.

And Mikloth begat Shimeah. And these also dwelt with their brethren in Jerusalem, over against them.

 

En Mikloth gewon Simea; en dezen woonden ook tegenover hun broederen te Jeruzalem, met hun broederen.

And Ner begat Kish, and Kish begat Saul, and Saul begat Jonathan, and Malchishua, and Abinadab, and Eshbaal.

 

Ner nu gewon Kis, en Kis gewon Saul, en Saul gewon Jonathan, en Malchi-sua, Abinadab, en Esbaal.

And the son of Jonathan was Meribbaal; and Meribbaal begat Micah.

 

En Jonathans zoon was Merib-baal, en Merib-baal gewon Micha.

And the sons of Micah were, Pithon, and Melech, and Tarea, and Ahaz.

 

De kinderen van Micha nu waren Pithon, en Melech, en Thaarea, en Achaz.

And Ahaz begat Jehoadah; and Jehoadah begat Alemeth, and Azmaveth, and Zimri; and Zimri begat Moza,

 

En Achaz gewon Jehoadda, en Jehoadda gewon Alemeth, en Azmaveth, en Zimri; Zimri nu gewon Moza;

And Moza begat Binea: Rapha was his son, Eleasah his son, Azel his son:

 

En Moza gewon Bina; zijn zoon was Rafa; zijn zoon was Elasa; zijn zoon was Azel.

And Azel had six sons, whose names are these, Azrikam, Bocheru, and Ishmael, and Sheariah, and Obadiah, and Hanan. All these were the sons of Azel.

 

Azel nu had zes zonen, en dit zijn hun namen; Azrikam, Bochru, en Ismael, en Searja, en Obadja, en Hanan. Al dezen waren zonen van Azel.

And the sons of Eshek his brother were, Ulam his firstborn, Jehush the second, and Eliphelet the third.

 

En de zonen van Esek, zijn broeder, waren Ulam, zijn eerstgeborene, Jeus, de tweede, en Elifelet, de derde.

And the sons of Ulam were mighty men of valour, archers, and had many sons, and sons' sons, an hundred and fifty. All these are of the sons of Benjamin.

 

En de zonen van Ulam waren mannen, kloeke helden, den boog spannende, en zij hadden vele zonen, en zoons zonen, honderd en vijftig. Al dezen waren van dekinderen van Benjamin. 1 Kronieken 9

1st Chronicles 9 - 1 Kronieken 9

 

 

 

SpeakingBible Software © 2001-2004 by johnhurt.com