King James Bible - Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Genesis 13
Genesis 13     

The First Book of Moses, called Genesis
Genesis

Return to Index
Index

Chapter 14

And it came to pass in the days of Amraphel king of Shinar, Arioch king of Ellasar, Chedorlaomer king of Elam, and Tidal king of nations;

 

En het geschiedde in de dagen van Amrafel, de koning van Sinear, van Arioch, dekoning van Ellasar, van Kedor-Laomer, de koning van Elam, en van Tideal, denkoning der volken;

That these made war with Bera king of Sodom, and with Birsha king of Gomorrah, Shinab king of Admah, and Shemeber king of Zeboiim, and the king of Bela, which is Zoar.

 

Dat zij krijg voerden met Bera, koning van Sodom, en met Birsa, koning vanGomorra, Sinab, koning van Adama, en Semeber, koning van Zeboim, en dekoning van Bela, dat is Zoar.

All these were joined together in the vale of Siddim, which is the salt sea.

 

Deze allen voegden zich samen in het dal Siddim, dat is de Zoutzee.

Twelve years they served Chedorlaomer, and in the thirteenth year they rebelled.

 

Twaalf jaren hadden zij Kedor-Laomer gediend; maar in het dertiende jaar vielenzij af.

And in the fourteenth year came Chedorlaomer, and the kings that were with him, and smote the Rephaims in Ashteroth Karnaim, and the Zuzims in Ham, and the Emims in Shaveh Kiriathaim,

 

Zo kwam Kedor-Laomer in het veertiende jaar, en de koningen, die met hemwaren, en sloegen de Refaiten in Asteroth-Karnaim, en de Zuzieten in Ham, en deEmieten in Schave-Kiriathaim;

And the Horites in their mount Seir, unto Elparan, which is by the wilderness.

 

En de Horieten op hun gebergte Seir, tot aan het effen veld van Paran, hetwelkaan de woestijn is.

And they returned, and came to Enmishpat, which is Kadesh, and smote all the country of the Amalekites, and also the Amorites, that dwelt in Hazezontamar.

 

Daarna keerden zij wederom, en kwamen tot En-Mispat, dat is Kades, ensloegen al het land der Amalekieten, en ook den Amoriet, die te Hazezon-Thamarwoonde.

And there went out the king of Sodom, and the king of Gomorrah, and the king of Admah, and the king of Zeboiim, and the king of Bela (the same is Zoar;) and they joined battle with them in the vale of Siddim;

 

Toen toog de koning van Sodom uit, en de koning van Gomorra, en de koningvan Adama, en de koning van Zeboim, en de koning van Bela, dat is Zoar; en zijstelden tegen hen slagorden in het dal Siddim,

With Chedorlaomer the king of Elam, and with Tidal king of nations, and Amraphel king of Shinar, and Arioch king of Ellasar; four kings with five.

 

Tegen Kedor-Laomer, den koning van Elam, en Tideal, den koning der volken,en Amrafel, den koning van Sinear, en Arioch, den koning van Ellasar; vierkoningen tegen vijf.

And the vale of Siddim was full of slimepits; and the kings of Sodom and Gomorrah fled, and fell there; and they that remained fled to the mountain.

 

Het dal nu van Siddim was vol lijmputten; en de koningen van Sodom enGomorra vluchtten, en vielen aldaar; en de overgeblevenen vluchtten naar hetgebergte.

And they took all the goods of Sodom and Gomorrah, and all their victuals, and went their way.

 

En zij namen al de have van Sodom en Gomorra, en al hun spijze, en trokkenweg.

And they took Lot, Abram's brother's son, who dwelt in Sodom, and his goods, and departed.

 

Ook namen zij Lot, den zoon van Abrams broeder, en zijn have, en trokken weg;want hij woonde in Sodom.

And there came one that had escaped, and told Abram the Hebrew; for he dwelt in the plain of Mamre the Amorite, brother of Eshcol, and brother of Aner: and these were confederate with Abram.

 

Toen kwam er een, die ontkomen was, en boodschapte het aan Abram, denHebreer, die woonachtig was aan de eikenbossen van Mamre, den Amoriet,broeder van Eskol, en broeder van Aner, welke Abrams bondgenoten waren.

And when Abram heard that his brother was taken captive, he armed his trained servants, born in his own house, three hundred and eighteen, and pursued them unto Dan.

 

Als Abram hoorde, dat zijn broeder gevangen was, zo wapende hij zijnonderwezenen, de ingeborenen van zijn huis, driehonderd en achttien, en hijjaagde hen na tot Dan toe.

And he divided himself against them, he and his servants, by night, and smote them, and pursued them unto Hobah, which is on the left hand of Damascus.

 

En hij verdeelde zich tegen hen des nachts, hij en zijn knechten, en sloeg ze; en hijjaagde hen na tot Hoba toe, hetwelk is ter linkerhand van Damaskus.

And he brought back all the goods, and also brought again his brother Lot, and his goods, and the women also, and the people.

 

En hij bracht alle have weder, en ook Lot zijn broeder en deszelfs have bracht hijweder, als ook de vrouwen, en het volk.

And the king of Sodom went out to meet him after his return from the slaughter of Chedorlaomer, and of the kings that were with him, at the valley of Shaveh, which is the king's dale.

 

En de koning van Sodom toog uit, hem tegemoet (nadat hij wedergekeerd wasvan het slaan van Kedor-Laomer, en van de koningen, die met hem waren), tothet dal Schave, dat is, het dal des konings.

And Melchizedek king of Salem brought forth bread and wine: and he was the priest of the most high God.

 

En Melchizedek, koning van Salem, bracht voort brood en wijn; en hij was eenpriester des allerhoogsten Gods.

And he blessed him, and said, Blessed be Abram of the most high God, possessor of heaven and earth:

 

En hij zegende hem, en zeide: Gezegend zij Abram Gode, de Allerhoogste, Diehemel en aarde bezit!

And blessed be the most high God, which hath delivered thine enemies into thy hand. And he gave him tithes of all.

 

En gezegend zij de allerhoogste God, Die uw vijanden in uw hand geleverd heeft!En hij gaf hem de tiende van alles.

And the king of Sodom said unto Abram, Give me the persons, and take the goods to thyself.

 

En de koning van Sodom zeide tot Abram: Geef mij de zielen; maar neem de havevoor u.

And Abram said to the king of Sodom, I have lift up mine hand unto the LORD, the most high God, the possessor of heaven and earth,

 

Doch Abram zeide tot den koning van Sodom: Ik heb mijn hand opgeheven totden HEERE, den allerhoogste God, Die hemel en aarde bezit;

That I will not take from a thread even to a shoelatchet, and that I will not take any thing that is thine, lest thou shouldest say, I have made Abram rich:

 

Zo ik van een draad aan tot een schoenriem toe, ja, zo ik van alles, dat het uwe is,iets neme! opdat gij niet zegt: Ik heb Abram rijk gemaakt!

Save only that which the young men have eaten, and the portion of the men which went with me, Aner, Eshcol, and Mamre; let them take their portion.

 

Het zij buiten mij; alleen wat de jongelingen verteerd hebben, en het deel dezermannen, die met mij getogen zijn, Aner, Eskol en Mamre, laat die hun deelnemen! Genesis 15

Genesis 15 - Genesis 15

 

 

 

SpeakingBible Software © 2001-2004 by johnhurt.com